Abstract
Platelet tritiated imipramine binding values in healthy controls vary considerably
from study to study. A possible contributor to such variation might be a circadian
rhythm affecting binding, although previous studies of this have been contradictory.
Platelet imipramine binding was examined in 12 healthy, medication-free subjects studied
at 8 a. m., 11 a. m., 4 p. m., and 10 p. m. during one day. Imipramine binding was
determined on platelet membranes, using 0.8 - 8 nM 3H-imipramine, and nonspecific binding was defined by 50 µM desipramine. All samples
from a given individual were assayed simultaneously. The intra-assay coefficient of
variation was 6.3 percent. There was no evidence of significant differences in binding
capacity or affinity (Bmax or Kd) at different times of day. Circadian variation was explored using COSINOR analysis
(DeMet et al., 1989). There was no evidence of circadian variation in binding using
this model, even when only the variable portion of binding was considered for each
individual. Intraindividual variation in binding was substantial, with a mean coefficient
of variation of 29 percent for Bmax and 38 percent for Kd. The possible basis of this variation is unclear, but may reflect the presence of
"occult" binding sites in the membrane, or the effect of endogenous modulators of
binding. The interrelationship of Bmax and Kd may also be a factor. It was considered that low-affinity binding did not account
for a significant part of the variation in Kd in this assay. The utility of imipramine binding as a biological marker of depression
may be limited by such levels of intraindividual variation in binding parameters.
Zusammenfassung
De bindingswaarden van 3H-imipramine aan bloedplaatjes in gezonde kontrolle groepen varieren aanzienlijk in
verschillende onderzoeken. Een mogelijke bijdrage tot zo'n variatie kan een circadisch
ritme zijn dat de binding beinvloedt. Vorige studies echter zijn hierover niet eensluidend.
De bindings-kapaciteit van Imipramine aan plaatjes werd onderzocht in 12 gezonde proefpersonen,
die geen geneesmiddelen innamen, op de volgende tijden op één dag om: 0800, 1100,
1600 en 2200 uur. De bindings-kapaciteit van imipramine aan plaatjesmembranen werd
gemeten met behulp van0.8 - 8 nM 3H-imipramine en non-specifieke binding werd bepaald door 50 µM desipramine. Alle bloedprodukten
van ieder proefpersoon werden tegelijkertijd bepaald. De intraassay variatie co-ëfficient
was 6.3 per cent. Geen belangrijke dag-verschillen in bindings-kapaciteit of affiniteit
(Bmax of Kd) werden gekonstateerd. De circadische variatie werd onderzocht met de toepassing
van COSINOR analyse (De Met et al., 1989). De aanwezigheid van een circadisch ritme
werd hiermee niet aangetoond, zelfs niet wanneer per individu alleen het variabele
deel van de binding werd onderzocht. De intra-individuele bindingsvariatie was aanzienlijk
met een gemiddelde variatie van 29 per cent voor Bmax en 38 per cent voor Kd. De reden van deze variatie in onduidelijk maar zou verklaard kunnen worden door
de aanwezigheid van "occulte" binding plaatsen aan de membraan, of door het effect
van een endogene substantie die de binding verandert. De onderlinge relatie tussen
Bmax en Kd kan ook een faktor zijn. Geopperd werd dat de lage bindingsafflniteit niet de reden
kan zijn van de aanzienlijke variatie in Kd. Het nut van imipramine bindings-kapaciteit als biologische marker van depressie
kan beperkt zijn bij een dergelijke variatie van bindingsparameters in één individu.